Actueel

Advies over het Provinciale Mobiliteitsplan 2016 – 2019


Door de aanleg van o.a. de N57 op Walcheren, van de verbrede N61 in West-Zeeuws-Vlaanderen en van de tunnel bij Sluiskil is het hoofdwegennet in Zeeland in de afgelopen jaren een stuk verbeterd. Toch blijft er een aantal verkeersknelpunten over. Met name de verkeersdoorstroming op het traject Goes –Zierikzee en op het traject Schouwen-Duiveland – Hellegatspein (N59 ) laat te wensen over. Hier kan met relatief beperkte middelen veel gedaan worden aan een betere verkeersdoorstroming. Het is daarom een goede zaak dat de Provincie Zeeland zich sterk gaat maken om deze verkeersknelpunten op de Midden-Zeelandroute aan te pakken.

 

Dit schrijft SER-Zeeland in haar advies over het concept-Mobiliteitsplan 2016 – 2019. In dit plan staat het voorgenomen beleid op het gebied van infrastructuur, verkeer en vervoer van de Provincie Zeeland. Naast de knelpunten op de Midden-Zeelandroute wijst SER-Zeeland ook op een groot verkeersknelpunt voor het bedrijfsleven in Zeeuws-Vlaanderen: de aansluiting van de Tractaatweg op het Vlaamse hoofdwegennet. Deze laat steeds meer te wensen over, zeker als straks de Tractaatweg 2 x 2-baans wordt. Vooral de verkeersafwikkeling op de R4-oost naar en van Gent zal een groot knelpunt gaan vormen, omdat deze R4-oost in Vlaanderen blijkbaar nog steeds gezien wordt als een ontsluitingsweg voor de aanpalende bedrijven. Deze weg is niet geschikt voor het doorgaande verkeer. Het dagelijks provinciebestuur wordt gevraagd om dit verkeersknelpunt nog meer onder de aandacht van de Vlaamse overheid te brengen.

Helaas is in de afgelopen jaren al een aantal malen gebleken dat in geval van een verkeerscalamiteit of bij ingrijpende wegwerkzaamheden aan het hoofdwegennet, Zeeland moeilijk bereikbaar is. Omdat er vaak geen reële alternatieve uitwijkroutes aanwezig zijn, zijn oponthoud en lange files dan het gevolg. Dit leidt tot economische schade voor het bedrijfsleven. SER-Zeeland roept de Provincie Zeeland op om meer af te stemmen met andere wegbeheerders, zoals Rijkswaterstaat en het Waterschap. In het huidige informatietijdperk moet het toch mogelijk zijn om weggebruikers eerder, beter en anders te informeren over stremmingen en uitwijkroutes?

Voor de uitvoering van haar verkeers- en vervoersbeleid kan de Provincie Zeeland gebruik maken van de zgn. BDU-gelden van het Rijk. Tot op heden lag de verdeling van deze Rijksmiddelen over een aantal uitgavenposten redelijk vast en had de Provincie maar weinig mogelijkheden om daarvan af te wijken. Dit gaat binnenkort veranderen.  Dat betekent dat het niet meer vanzelfsprekend is dat circa 75% van de BDU-gelden besteed wordt aan het openbaar vervoer en aan het fiets-voetveer Vlissingen – Breskens. SER-Zeeland adviseert dan ook om een bredere discussie te voeren over de verdeling van de BDU-gelden over de verschillende ambities van het Mobiliteitsplan. Waarom zou een deel van de kosten van het openbaar vervoer niet uit andere potjes dan het BDU-potje gefinancierd kunnen worden?      

In het concept-Mobiliteitsplan wordt ook ingegaan op de toenemende financiële problematiek van het fiets-voetveer Vlissingen - Breskens. Dit is vooral een gevolg van het feit dat het aantal passagiers aanzienlijk achterblijft bij de ramingen. Dit roept de vraag op of nog steeds vastgehouden moet worden aan de oorspronkelijke toezeggingen, zeker in een periode dat de provinciale financiën toch al zwaar onder druk staan. SER-Zeeland adviseert het Collegeom een onderzoek te starten naar beter betaalbare oplossingen, die tegemoet komen aan de vervoersvraag van de West-Zeeuws-Vlamingen.